De Rozenhof

  • ‘k Genoot de weelden van het zwaar verdriet
  • ‘k Weet, God vergeeft, hoe snood wij van Hem dwalen
  • ‘k Zag Uwer lippen schaduwrijke bocht
  • ’s Nachts gaat Gij langs de slapende gezichten
  • ’s Nachts gaat Gij langs de slapende gezichten
  • ’t Hart, dat niet zwierf, kan nimmer thuis geraken
  • ’t Is al vergeefs, al wat ik heb geleden
  • ’t Was heldre nacht, de hooge hemel deinde
  • Aan andren gaf ik gaarne lach en lied
  • Al mag mijn ]even ook te gronde gaan
  • Al zijn wij van een slecht geslacht geweest
  • Als Gij de schelp mijns levens opensteekt
  • Als ik maar weet dat ik van U bemind ben
  • Als mij geen nieuwe lente op aarde vindt
  • Als zorgen Uw gelaat voor ons verhelen
  • Als zorgen Uw gelaat voor ons verhelen
  • Besnuffel hemels heil maar onverdroten
  • Bewaar mij voor den waanzin van het recht
  • Bliksem Uw stralenbundels hel naar mij
  • Daar was geen avond of ik heb mijn oogen
  • Dan komt de troostlooze eenzaamheid der nachten
  • Dat deze nacht mijn droom door u bewoond werd
  • De donkerheid bedekt het schoone licht
  • De hemel donkert met een rooden schijn
  • De jacht is open, wanneer sluit zij weer?
  • De rozen geurde’ op wateren altaren
  • De rozen rilden, en de blanke dauw
  • De schoone Schenker, met verlegen blozen
  • De zee zwalpt op naar ’t lachen van de maan
  • Des daags hebt Gij mijn vrede weggenomen
  • Die boven ’t leven niet den dood verkoor
  • Die niet kan offereren, hoe zou zijn schrale
  • Die nooit verdwaasd Uw wetten heeft geschonden
  • Dit eene smeek ik U, verteerd van drift
  • Dit is het laatste van ’t ellendig leven
  • Dit is het wat mijn bange hart verplet
  • Een felle stip heeft mijnen blik gekruist
  • Een hooge bouw van blauw doorschijnend glas
  • En in mijn droomen vormt mijn arm de bocht
  • En niemand weent, wanneer de liefdelooze
  • Ge ontneemt mij alle schatten, een voor een
  • Geboorte en dood vraagt slechts een linnen wade
  • Gelijk den wijn dronk Hij mijn zoete leven
  • Gij glimlacht, wijl ‘k mij in Uw schoon verheugde?
  • Gij hebt mij zoo vermoeid naar ziel en zinnen
  • Gij hebt mijn leven aldoor doen bezwaren
  • Gij kunt verlangens roepen niet meer hooren
  • Gij weet het, wat mijn bloed niet waagt te zingern
  • Gij wilt niet, dat ik moedloos tot U kom
  • Gij zeidet trouw: Ik wil uw broeder wezen
  • Gij zeidet: eindelijk mocht Ik u vinden
  • Gij zijt de Zon, en ik de regenwolk
  • Gij zijt een God, Die U verborgen houdt
  • Gij zondt Uw heir van ruiters en soldaten
  • Glanzend gelaat, dat ik niet meer zal kussen
  • God, hebt Gij van ellendes land zóóveel
  • Gooi op de steenen van uw dobbelspel
  • Gun mij toch van Uw daden rekenschap
  • Heer, liefde hebt Gij van mij weggenomen
  • Heer, wat mijn verre vaderen misdeden
  • Het licht vlamt op in hutten en paleizen
  • Hij had den hamer in Zijn hand genomen
  • Hij keek niet naar paleizen en naar kerken
  • Hij zou mij geven wat mijn hart verkoos
  • Hoe achterhaal ik wat ik heb gemist?
  • Hoe zoude ik ooit uw heerlijkheid vergeten?
  • Ik ben vermoeid van al dit nutloos dwalen
  • Ik droomde niet, of Gij waart in mijn droom
  • Ik hield mijn lippen in den nacht geheven
  • Ik huiver voor Uw schoon doorvlamd gelaat
  • Ik kan den ganschen dag van rozen zingen
  • Ik kan niet loochenen, dat ik u min
  • Ik lees in ’t troostend boek van Uw verbonden
  • Ik min de rozen en den rooden wijn
  • Ik moet wel weenen, wijl Gods hand u brak
  • Ik overtrad Uw wetten achteloos
  • Ik toonde Hem den mantel van mijn leed
  • Ik weet wel, dat Gij ergens wacht daar buiten
  • Ik weet wel, dat Gij ergens wacht daar buiten
  • Ik zag in droom uw magere karkas
  • Ik zal uw oogen zien, zoolang ik leef
  • In levens loopgraaf zijn wij oud geworden
  • Is liefde lijden? waarom het te sussen?
  • Laat mij een strofe wezen in Uw boek
  • Leid mij niet in verzoeking, houd mij staande
  • Liefde, in de baan van uw oneindigheid
  • Mijn God, ik ben zoo lusteloos en moe
  • Mijn handen lagen op uw zachte haren
  • Mijn kreet moet ergens aan den hemel stuiten
  • Neem weg het branders van ens weenende oogen
  • Nooit kwam een dronk de ziel zóó duur te staan
  • Nu murmelen de beken en de bronnen
  • O dood, dat ge u in elk van ons verbergt
  • O dwaas, die in den schooners Spiegel kijkt
  • O God, dat aardes allerschoonst gewas
  • O God, dat Ge eindelijk genadig waart !
  • O God, mijn God, geef ons een weinig heul
  • O lief, de roes wil nog geen einde nemen
  • O liefde, die ik niet verloochnen wou
  • O liefde, nu ‘k de wereld meet ontzwerven
  • O lijden, dat wij bevend liefde heeten
  • O lippen, die’k hartstochtlijk heb gekust
  • O minnend hart, wil zonder klein versagen
  • O naadrend heil, dat ik met vasten zin
  • O Roos der rozen, bloeiend in Gods hof
  • O vaste wetenschap, dat ginder heil is
  • O zalige avond, de verdwaasde lippen
  • O, dat ik eindelijk vertrekken kon
  • O, wij, gevangenen in ’t grauwe leven
  • Och, dat het leven als dees avond werd!
  • Of ‘k wakker aan Uw ijzren greep ontkom
  • Of dag zich der gedachten meester heet
  • Of ik geleden heb? de long der smart
  • Offer noch of f eraars hebt Gij van noode
  • Om U heb ik den langen dag geleden
  • Ons hart heeft menigmaal het uur geslagen
  • Ook deze bloei van liefde gaat voorbij
  • Opdracht
  • Schuilt er in alles wat wij lijden moeten
  • Slaap poogde machteloos mijn hart te sussen
  • Sluiting
  • Toen de avond wenkte en alle sterren wonken
  • Toen droom de hemel uwer oogen guldde
  • Toen ik U, vlammende eglantier, genaakte
  • Uw schoonheid stond voor aller oog te prijk
  • Van alle bloemen heb ik u verkozen
  • Van alle dwaling die mijn hart mocht dwalen
  • Van alle dwalingen en alle zonden
  • Verbitterd waart gij zoo ver weg gegaan
  • Vrijmoedig heb ik in Uw tum gedwaald
  • Wanneer mijn hart voor liefde en leed bezwijkt
  • Wanneer u ’t bittre van dit boek verwart
  • Wat ‘k van dit Leven tot Uw huis wou dragen
  • Wat baat mij nu mijn smachten en verlangen
  • Wie kent de koop, vóór hij de koopwaar mijnde?
  • Wie u beminnen moge in ’t lange leven
  • Wie weer te kiezen tusschen goed en slecht?
  • Wij hebben onze ziel niet laten vangen
  • Wij paaien dood niet met hem goed te noemen
  • Wij wisten niet van bitterheid en schrik
  • Wij zijn in oorlog, help ons, sterke Strijder
  • Wil mij vertroosten met Uw mededoogen
  • Zij hebben in hun leer U opgevangen
  • Zij zaten breed op kussens van geloof
  • Zij zeggen: ‘wij vergeven, maar ga heen!