Eenzamen

Is er een nood, die meerder nijpen kan
dan deze:
In liefde lusthof zijn een eenzaam man
En een bevreesde?

En mogen niet de martelende pijn
Aan andren toonen,
Maar moeten trotsch van hart en hoog van oogen zijn,
Als liefdes blijdste zonen.

En krimpend van de nooitgenezen wond,
Die staag blijft bloeden,
Gaan zij met monden mild en minlijk rond,
Andren ten goede.

Geen kruid geplukt in blanken dageraad
met hopend vreezen,
Geen bloeisel uit nachts gouden sterregaard
Kan hen genezen.

Geen balsem en geen donkre toverspreuk
Hun leed verzachten
De laafnis voor de doodelijke breuk
In smartlijk smachten.

O liefde! red uit dit onlijdbaar leed,
Of dood door uwen donder!
Uw heil, ach éens, uw heil, wie daarvan weet,
Gaat juichend onder.