Categorie: Kwatrijnen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
457
Toen strektet Gij uw handen uit, En naamt mij, als een vrouw de luit, Die zij met zachte hand betokkelt: ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
457
Wie stoort zich nog aan Uw gerechte tucht? De heele wereld is Uw wet ontvlucht. En de enklen die nog ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
457
Gij zijt het die het het veie koren voedt Met onze ellenden, met ons vleesch en bloed. Hoe zal een ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
458
Wie heeft zijn water uit U, Wel, geput? Wie heeft U, Brood, in eenzaamheid genut? Wie heeft zich in U, ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
458
Uw damp ontstijgt aan zeeën en rivieren, Uw glans rilt langs de vellen van de dieren. Uw licht straalt aller ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
454
Over mijn oogen komt de schoone droom; Stil zit ik onder liefdes wonderboom. God, wil geen worm van valschep haat ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
452
O lief, de nachtegaal zingt zijn gezang. Hij hield mij uit den slaap veel nachten lang. Glimlachend leg uw handen ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
452
Ik denk slechts aan uw zuiver aangezicht. Uw leden blank en kuisch als manelicht. De smettelooze koelheid van hun veeren ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
452
Gij hebt ter wereld zooveel schoons geschapen. Hoe fel ik leef, 'k kan al uw vreugd niet rapen. Gun mijn ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
geschreven op:
VG-pagina:
455
't Is goed, dat wij zoo vaak ons handen wringen, Vertwijfeld trachten tot Uw hart te dringen. Wiens stem niet ...
verder lezen
verder lezen