’t Is, of ‘k al verder van mijzelven dwaal. Ik zit in ’t middelpunt van een spiraal, Die uitzet als een wijde hoepelrok, En vastgemaakt aan een baleinestok, ‘k Word weggecirkeld, en ik lach mij krom, Ik draai vanzelven tot
Categorie: Spiegelbeelden
Blinde harpspeler
Egyptische grafschildering Gij, die in het licht zijt, kunt u Kiezen, wat gij wenscht en wilt, Want de gunst van God vergunt u Een begeeren ongestild. Maar in mij is alles eenzaam, Want in deze hooge nacht, Waardoor blauwe bliksems
De hulst
Hij is vol waardigheid de dorpsschoolmeester, Staat glanzend aan de rand der maatschappij, Betuttelt alles en hoort nergens bij, En is van komaf een gewone heester. Hij heeft zich dan maar prachtig opgewerkt! Daarom heeft hij zon stekelige glimlach. Hij
Het meisje
Egyptische grafschildering Zij is een nauw ontloken lotos, Maar veel hulplozer en droever. Zij is als een smalle boot, los Van de nog nabije oever. Zij is niets dan een kleine leegte In dit boordevol heelal, Want zij smachtte, maar
De spiegel
Wij glijden in uw zaal Zoo zacht als een ijl dons, Maar gij betoovert ons Tot een ding hard als staal. Meedoogenloos, scherp waar Stelte ge ons voo roogen, Wat wij opsierden, bogen, Wat eerlijk is èn naar. Wij dáár
Het oude meisje
Zij is zoo vol smachten en beminnen, Dat men haar blauwseloogen niet durft zien. Zij is ’t van ’t lange liggen gele linnen, Het ruikt naar rozen en iets muf misschien. Zij lacht onrustig, spreekt een beetje teemend, Men weet
Doodenklacht
Toen uw paard steigerde, jongeling Dwongen uw sterke dijen Het terug in den draf, de vrije Galop die ten doode ging. Toen het ros den god ontweek, Waart gij het, overmoedige, Die glimlachend keek In de oogen van den bloedige.
De minnenden
De hemel is zachtgrijs Als de as van een cigaret. Er is niemand die op ons let Dan de speelman met de zeis. Over de jonge sneeuw, De glinsterend reine, Schaduwt zijn fijne Wapen, wij geven geen schreeuw. Wij weten
De oude jongeman
Hij weet t niet, maar is een der onbegeerden, die egoïstisch worden en jaloers. Ze suggereren dat hen niets ontbeerde, en zijn verlegen, links, en lichtelijk boers. Hij stopt zich vol met kool en wienerschnitzel, en drinkt zijn kop niet
De rozelaar
Deze kleine rozelaar, O wat geeft hij zich een moeite Om tot zijnen eersten bloei te Komen, o wat valt het zwaar Deze prachtig perlemoeren Blaadjes, fulpen en ovaal, Uit te vouwen, om te voeren Tot een ronde roode schaal,