Wat heb ik in mijn droom geschreid Om uwe jeugdige oogen. Hun sterk en zoet vermogen Heeft dag en nacht mijn hart verblijd. Nu scheld ik hen vermaledijd, Die mij zoo zeer bedrogen. Zij lachten en zij logen, En weigerden
Categorie: Nalezing II
Sonnetten – V Ik heb om uw verderf gebeden
Ik heb om uw verderf gebeden, Omdat ik zelf verdorven ben. Omdat ik enkel zorgen ken, Wensch ik u enkel bitterheden. Gij hebt uw liefde wèl bewaard! Bezorgd een enklen drop te spillen, Bleef de olie, die mijn pijn kon
Sonnetten – VI Mijn hart wil zijn barmhartigheid
Mijn hart wil zijn barmhartigheid Geen oogwenk naar u wenden. Het juicht in uw ellende, En lacht, omdat uw harte schreit. Het wil naar smeeken, noch vermaan, Noch harde rede hooren. Het haat als nooit te voren, En roemt in
Sonnetten – VII Beminnen moeten, niet bemind to zijn!
Beminnen moeten, niet bemind te zijn! O zuivre wonde, bloederood en open. Van zalig beiden en onzalig hopen Weten zijn liefde een smartekind te zijn. Een kind van zorgen en van veel geween, Toch onze troost en hoop en
Lees meer Sonnetten – VII Beminnen moeten, niet bemind to zijn!
De zoekende
Zoo Gij U niet laat vinden, Waarom te zoeken, Heer? Keert Gij tot Uw beminde Dan nimmer, nimmer weer? Soms roeren zich de luchten, Of hen Uw voet bewoog. Dan blinken bloem en vruchten Als spiegels van Uw oog. Dan
Wachten
Nu komt het donker met zijn zoet Berouw en met zijn week verdriet. Nu stijgt verlangens lauwe vloed Ter lippen … en gij zijt er niet. Gij zijt hier niet … ik luister stil Naar ’t suien van den wind