Heimwee

3/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode ’t Smal wegje slingert vreemd door ’t korenland; ’t Rood van een klaproos toont zich hier en daar; Een eenzaam paartje wandelt en haar hand Rust op zijn arm. Nu ziet hij enkel

Regendag

5/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Het regent; van de boomen ritslen neer De droppels in het water van de gracht. En kleine kringen komen, telkens weer; De blaadren buigen van der dropplen vracht. Het brugje glimt van water.

Lied!

6/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Wij menschen, kindren van het heden, Juichen den toekomst tegemoet. Wij zien naar verre en vertreden De roos, die geurt aan onzen voet. Ach, konden we ons als kindren geven Aan zomerdag en

Stil zijn

7/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Golf heen en weder, gouden korenmeer; Versmelt u, zonnegoud, met ’t goud der aren; Zucht, zomerwind, uw zangen door de blaâren; Fladdrende vlinder, daal in bloemen neer. Huw, stilte, u aan beweging. Werk,

Gestorven

8/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Gestorven!…. Leg haar hoofdje neer, Bleek in de bleeke maneschijn. Geen angstig roepen wekt haar meer; Schrei niet; ’t moet rustig om haar zijn. Voor ’t laatst die bleeke mond gekust, Fluister nog

Lazarus!

9/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode Grafdoeken, weg! ’t Woord van den Meester klonk: Kom, Lazarus, kom uit! Gij kent zijn macht O, bleeke dood! Uw Heer staat daar en wacht….. Hergeef uw prooi, gij donkre grafspelonk! En hij