Alle gedichten

Nalezing I

  • ’s Nachts
  • Aan de lente
  • Aan Dr. P.C. Boutens
  • Aan Eroos
  • Aan zee
  • Aandachtig gedicht
  • Ach Moeder, gij zijt nu der zorgen droeve vrouw
  • August von Platen
  • August, Graf von Platen
  • Avond
  • Avond
  • Avond aan zee
  • Avond-school
  • Avondrust
  • Avondwandeling
  • Bitterheid
  • Daar blijft een vrede…
  • De bannelingen
  • De eenzame
  • De flagellant
  • De gevangene
  • De jongen en het wonder
  • De karavaan
  • De toorts
  • De verlatene III
  • De verlatene IV
  • De verlatene V
  • De verlatene VII
  • De verlatene VIII
  • Dit is nog vreugd, dat ik u in mijn droomen
  • Een Emmaüsganger
  • Elken avond stap ik in de boot
  • Entsagung
  • Galerij
  • Gedroomde nabijheid
  • Gelijk een kind…
  • Het afscheid
  • Het afscheid
  • Het laatste
  • Het maanlicht deed me zoo’n pijn
  • Ik hàd mijn leed uit mijn hart gebracht
  • Ik heb u dikwijls in mijn droom gekust
  • Ik heb zoo vaak… (sonnet)
  • Ik hoorde uw stemme heesch van overgroot vermoeien
  • Ik houd van niets zooveel dan van uw handen
  • Ik laaf me heimlijk met mijn oud verdriet
  • Ik weet, dat ik u eens ontmoeten zal…
  • In school
  • Lichte nacht
  • Middag
  • Moeder
  • Moet ik ontvangen?
  • Nu gaat de wereld in vlammen op
  • Nu rust gij …
  • O Vader, nu ik hier zoo eenzaam ben…
  • Omschenen van den schaamlen glans
  • Ontmoeting
  • Ontmoeting
  • Quem enim diligit dominus, castigat
  • Regendag
  • Rekendag
  • Romeinen 8:26
  • Smart
  • Sonnet: En ook dit vers wil ik nog aan u wijden
  • Sonnet: Gij hield van daden en ik hield van droomen
  • Sonnet: Ik heb met blind gebaar onder uw ramen
  • Sonnet: Zooals een man een keten van fijn goud
  • Stil dorp
  • Teruggekeerd
  • Tireur de l’épine
  • Tireur de l’épine
  • Twee kamers I
  • Twee kamers II
  • U beminnen is het leven minnen
  • Uilenspiegel
  • Vere tu es Deus Absconditus
  • Vergeten
  • Verlangen
  • Voor Reind
  • Vrede
  • Wandeling
  • Wanneer mijn hoofd snikt op het eenzaam kussen
  • Wat is waken, wat is droomen
  • Wil nu uw donker hoofd aan mijnen schouder leunen
  • Wordt nu het leven stil en licht?
  • De overgave

  • ‘The blue boy’
  • Aan een onbekende
  • Aandachtig gedicht
  • Aanroep
  • August von Platen
  • Avond
  • Avondliederen I-III
  • Avondliedje
  • De antichrist
  • De boer
  • De doopeling
  • De fluitspeler
  • De genezende
  • De hemelroze
  • De mijnwerker
  • De ontmoeting
  • De oude naaister
  • De overgave
  • De page I
  • De page II
  • De vader
  • De wijnstok
  • De ziel zegt:
  • De zoon
  • Dialogue mystique
  • Drie jongensportretten – I
  • Drie jongensportretten – II
  • Drie jongensportretten – III
  • Engelen I
  • Engelen II
  • Eroos tot de ziel
  • Extatische nonnen
  • Fra Angelico
  • Ganymedes
  • Geestelijk lied
  • Gij en ik tezamen
  • Heiligen I
  • Heiligen II
  • Herdenking
  • Het donkre zelf
  • Het hofken
  • Het is een blijde dag
  • Het prinsje
  • Het speeltuig
  • Ikaros
  • Leed en geluk
  • Liedje
  • Maria-liederen – I Verkondiging
  • Maria-liederen – II Geboorte
  • Maria-liederen – III De vlucht
  • Maria-liederen – IV Het stille leven
  • Maria-liederen – IX Verrijzenis
  • Maria-liederen – V Het wonder
  • Maria-liederen – VI lntocht
  • Maria-liederen – VII Kruisiging
  • Maria-liederen – VIII Pietà
  • Najaar
  • Narkissos
  • O dit ontroeren
  • O, dit geluk bij u te zijn!
  • Schemerliedje
  • Schemerliedje
  • Sneeuwdag
  • Sonnet: Hebben onze oogen niet elkaêr bemind?
  • Sonnet: Toen hebt gij mijne schuldvernedering
  • Sonnet: Waarom kwelt gij mij met droomen
  • Sonnet: Wist gij den dood wel zóó nabij?
  • Sonnetten – I Onze oogen toonden een genegenheid
  • Sonnetten – I Wat geeft uw late toegenegenheid !
  • Sonnetten – I Wees maar ver, en laat uw leven
  • Sonnetten – II Ik wist uw oogen niet zoo schoon en zacht
  • Sonnetten – II Komt gij dicht nabij mij leven
  • Sonnetten – II Mij is de schat van duizend kinderharten
  • Sonnetten – III Begeeren geeft geen troost, en het ontfangen
  • Sonnetten – III Er is een liefde bitter als de dood
  • Sonnetten – III Gij zijt zoo zacht en schuchter van gebaar
  • Sonnetten – IV Gij zijt de schoonste van een schoon geslacht
  • Sonnetten – IV Kunt gij zelfs in slaaps welig dal
  • Sonnetten – V Ook deze liefde zal wel sterven
  • Sonnetten – VI O neem en drink den doodelijken drank
  • Sonnetten – VII Nu heeft hij aan doods koele peel
  • Toorop
  • Voorjaar
  • Wachtende
  • Wat is er tusschen ons?
  • Kwatrijnen

  • ’t Is goed, dat wij zoo vaak ons handen wringen
  • Aan andren gunt ge uw vriendlijke nabijheid
  • Ach God, dees angst, dat ik uw liefde derf
  • Dapperen voelden U in hun heet bloed
  • Dat Ge eindelijk uw hemel wilde scheuren !
  • Dat uwe oogen, lief, mijn geest verlichten!
  • De vogels roepen droomrig uit de bosschen
  • Die over ’t leven en den dood beschikt
  • Gij gaaft mijn naam en faam der wereld prijs
  • Gij hebt ter wereld zooveel schoons geschapen
  • Gij smaadt niet die komt vluchten tot uw hart
  • Gij weet te goed, dat ik gebonden ben
  • Gij zeidet: zie de rozen wit en rood
  • Gij zijt het die het vele koren voedt
  • God doet de sterren aan de lucht ontvonken
  • God laat Zijn avond over de aarde dalen
  • God! zijn de nachten dan bestemd tot waken?
  • Gun mij de felle laafnis uwer lippen
  • Gun mij een wijl dees hooge dronkenschap
  • Hem zijt Gij brood, die honger leed
  • Het milde scheemren van uw gouden oogen !
  • Ik ben ontwaakt in gouden zonneschijn
  • Ik denk slechts aan uw zuiver aangezicht
  • Ik wist niet, dat de weg naar U zóó smal was
  • Ik zei: heb deernis met mijn arme hart
  • O God, wij waren nooit oprecht
  • O heerlijkheid der blauwe zomernacht
  • O Licht, waarvan al sterflijk oogen lichten
  • O lief, dat gij niet in den nacht verdwaal’
  • O lief, de nachtegaal zingt zijn gezang
  • O mist, die onzen blik geen uitweg guns
  • Over mijn oogen komt de schoons droom
  • Slapen, lang slapen, zonder einde
  • Toen strektet Gij Uw handen uit
  • Uw damp ontstijgt aan zeeën en rivieren
  • Uw kwaad vaart als een storm de wereld over
  • Uw oogen glinsteren verheugd en bloode
  • Wat haten wij den nuchtren witten morgen
  • Wie heeft zijn water uit U, Wel, geput?
  • Wie stoort zich nog aan Uw gerechte tucht?
  • Wij klagen als Uw harde hand ons slaat
  • Wij weigeren geen bitterheid
  • Wij willen ons wel schikken naar Uw wil
  • Zendt Gij de wereld nog geen avond toe?
  • De Rozenhof

  • ‘k Genoot de weelden van het zwaar verdriet
  • ‘k Weet, God vergeeft, hoe snood wij van Hem dwalen
  • ‘k Zag Uwer lippen schaduwrijke bocht
  • ’s Nachts gaat Gij langs de slapende gezichten
  • ’s Nachts gaat Gij langs de slapende gezichten
  • ’t Hart, dat niet zwierf, kan nimmer thuis geraken
  • ’t Is al vergeefs, al wat ik heb geleden
  • ’t Was heldre nacht, de hooge hemel deinde
  • Aan andren gaf ik gaarne lach en lied
  • Al mag mijn ]even ook te gronde gaan
  • Al zijn wij van een slecht geslacht geweest
  • Als Gij de schelp mijns levens opensteekt
  • Als ik maar weet dat ik van U bemind ben
  • Als mij geen nieuwe lente op aarde vindt
  • Als zorgen Uw gelaat voor ons verhelen
  • Als zorgen Uw gelaat voor ons verhelen
  • Besnuffel hemels heil maar onverdroten
  • Bewaar mij voor den waanzin van het recht
  • Bliksem Uw stralenbundels hel naar mij
  • Daar was geen avond of ik heb mijn oogen
  • Dan komt de troostlooze eenzaamheid der nachten
  • Dat deze nacht mijn droom door u bewoond werd
  • De donkerheid bedekt het schoone licht
  • De hemel donkert met een rooden schijn
  • De jacht is open, wanneer sluit zij weer?
  • De rozen geurde’ op wateren altaren
  • De rozen rilden, en de blanke dauw
  • De schoone Schenker, met verlegen blozen
  • De zee zwalpt op naar ’t lachen van de maan
  • Des daags hebt Gij mijn vrede weggenomen
  • Die boven ’t leven niet den dood verkoor
  • Die niet kan offereren, hoe zou zijn schrale
  • Die nooit verdwaasd Uw wetten heeft geschonden
  • Dit eene smeek ik U, verteerd van drift
  • Dit is het laatste van ’t ellendig leven
  • Dit is het wat mijn bange hart verplet
  • Een felle stip heeft mijnen blik gekruist
  • Een hooge bouw van blauw doorschijnend glas
  • En in mijn droomen vormt mijn arm de bocht
  • En niemand weent, wanneer de liefdelooze
  • Ge ontneemt mij alle schatten, een voor een
  • Geboorte en dood vraagt slechts een linnen wade
  • Gelijk den wijn dronk Hij mijn zoete leven
  • Gij glimlacht, wijl ‘k mij in Uw schoon verheugde?
  • Gij hebt mij zoo vermoeid naar ziel en zinnen
  • Gij hebt mijn leven aldoor doen bezwaren
  • Gij kunt verlangens roepen niet meer hooren
  • Gij weet het, wat mijn bloed niet waagt te zingern
  • Gij wilt niet, dat ik moedloos tot U kom
  • Gij zeidet trouw: Ik wil uw broeder wezen
  • Gij zeidet: eindelijk mocht Ik u vinden
  • Gij zijt de Zon, en ik de regenwolk
  • Gij zijt een God, Die U verborgen houdt
  • Gij zondt Uw heir van ruiters en soldaten
  • Glanzend gelaat, dat ik niet meer zal kussen
  • God, hebt Gij van ellendes land zóóveel
  • Gooi op de steenen van uw dobbelspel
  • Gun mij toch van Uw daden rekenschap
  • Heer, liefde hebt Gij van mij weggenomen
  • Heer, wat mijn verre vaderen misdeden
  • Het licht vlamt op in hutten en paleizen
  • Hij had den hamer in Zijn hand genomen
  • Hij keek niet naar paleizen en naar kerken
  • Hij zou mij geven wat mijn hart verkoos
  • Hoe achterhaal ik wat ik heb gemist?
  • Hoe zoude ik ooit uw heerlijkheid vergeten?
  • Ik ben vermoeid van al dit nutloos dwalen
  • Ik droomde niet, of Gij waart in mijn droom
  • Ik hield mijn lippen in den nacht geheven
  • Ik huiver voor Uw schoon doorvlamd gelaat
  • Ik kan den ganschen dag van rozen zingen
  • Ik kan niet loochenen, dat ik u min
  • Ik lees in ’t troostend boek van Uw verbonden
  • Ik min de rozen en den rooden wijn
  • Ik moet wel weenen, wijl Gods hand u brak
  • Ik overtrad Uw wetten achteloos
  • Ik toonde Hem den mantel van mijn leed
  • Ik weet wel, dat Gij ergens wacht daar buiten
  • Ik weet wel, dat Gij ergens wacht daar buiten
  • Ik zag in droom uw magere karkas
  • Ik zal uw oogen zien, zoolang ik leef
  • In levens loopgraaf zijn wij oud geworden
  • Is liefde lijden? waarom het te sussen?
  • Laat mij een strofe wezen in Uw boek
  • Leid mij niet in verzoeking, houd mij staande
  • Liefde, in de baan van uw oneindigheid
  • Mijn God, ik ben zoo lusteloos en moe
  • Mijn handen lagen op uw zachte haren
  • Mijn kreet moet ergens aan den hemel stuiten
  • Neem weg het branders van ens weenende oogen
  • Nooit kwam een dronk de ziel zóó duur te staan
  • Nu murmelen de beken en de bronnen
  • O dood, dat ge u in elk van ons verbergt
  • O dwaas, die in den schooners Spiegel kijkt
  • O God, dat aardes allerschoonst gewas
  • O God, dat Ge eindelijk genadig waart !
  • O God, mijn God, geef ons een weinig heul
  • O lief, de roes wil nog geen einde nemen
  • O liefde, die ik niet verloochnen wou
  • O liefde, nu ‘k de wereld meet ontzwerven
  • O lijden, dat wij bevend liefde heeten
  • O lippen, die’k hartstochtlijk heb gekust
  • O minnend hart, wil zonder klein versagen
  • O naadrend heil, dat ik met vasten zin
  • O Roos der rozen, bloeiend in Gods hof
  • O vaste wetenschap, dat ginder heil is
  • O zalige avond, de verdwaasde lippen
  • O, dat ik eindelijk vertrekken kon
  • O, wij, gevangenen in ’t grauwe leven
  • Och, dat het leven als dees avond werd!
  • Of ‘k wakker aan Uw ijzren greep ontkom
  • Of dag zich der gedachten meester heet
  • Of ik geleden heb? de long der smart
  • Offer noch of f eraars hebt Gij van noode
  • Om U heb ik den langen dag geleden
  • Ons hart heeft menigmaal het uur geslagen
  • Ook deze bloei van liefde gaat voorbij
  • Opdracht
  • Schuilt er in alles wat wij lijden moeten
  • Slaap poogde machteloos mijn hart te sussen
  • Sluiting
  • Toen de avond wenkte en alle sterren wonken
  • Toen droom de hemel uwer oogen guldde
  • Toen ik U, vlammende eglantier, genaakte
  • Uw schoonheid stond voor aller oog te prijk
  • Van alle bloemen heb ik u verkozen
  • Van alle dwaling die mijn hart mocht dwalen
  • Van alle dwalingen en alle zonden
  • Verbitterd waart gij zoo ver weg gegaan
  • Vrijmoedig heb ik in Uw tum gedwaald
  • Wanneer mijn hart voor liefde en leed bezwijkt
  • Wanneer u ’t bittre van dit boek verwart
  • Wat ‘k van dit Leven tot Uw huis wou dragen
  • Wat baat mij nu mijn smachten en verlangen
  • Wie kent de koop, vóór hij de koopwaar mijnde?
  • Wie u beminnen moge in ’t lange leven
  • Wie weer te kiezen tusschen goed en slecht?
  • Wij hebben onze ziel niet laten vangen
  • Wij paaien dood niet met hem goed te noemen
  • Wij wisten niet van bitterheid en schrik
  • Wij zijn in oorlog, help ons, sterke Strijder
  • Wil mij vertroosten met Uw mededoogen
  • Zij hebben in hun leer U opgevangen
  • Zij zaten breed op kussens van geloof
  • Zij zeggen: ‘wij vergeven, maar ga heen!
  • Omar Khayyam

  • ’t Is dwaas in vruchtlooze afgunst te verzinken
  • ’t Zijn ezels die uit sleur’t gebedskleed spreiden
  • Als in mijn hart de zonde tiers en schreit
  • Bedenk den korten duur van werelds tijd
  • Behaalt gij roem, gij zult eerzuchtig heeten
  • Bestendig blijf in wisselvalligheid
  • Daar zullen eens al de beminden zijn
  • De maan doorvaart het donker van den nacht
  • De ontdekkers, waar geen raadsels voor bestaan
  • De waarheidzoeker twijfelt meer of minder
  • De wereld is een tooverlampion
  • Den zwijgzamen geldt dit geheim gefluister
  • Die ’t leven kept, zoo kronkelig en krom
  • Die, wars van ’t goede, leeft van slechte streken
  • Duld geen beschimpen! Wat u hier verdriet
  • Een dwaze alleen zegt: ‘k wil ! en: ik wil niet !
  • Een ieder hart, of het verbonden zij
  • Een steep, die diep in de aarde moet vernachten
  • Een wijnnap leek de hemel mij bij tijden
  • Gedachten kwellen, ’t hart jaagt, de ooren klinken
  • Geen enklen dag ben ik van wanen vrij
  • Geen goedbegonnen dag wou gunstig enden
  • Geen middel baat, niets brengt me U naderbij
  • Geen nacht, dat ik ’t verwoelde bed niet liet
  • Geen zoete slok is hier door ons gedronken
  • Gij drukt Uw keur ons in of ’t merk der schande
  • Gij weet het, werelds list is sterk en fijn
  • Gij wordt geboren: het bekommert geen
  • Ginds moogt gij eenmaal alle harten minnen
  • Had men ’t vanwaar en het waarom vernomen
  • Heb geen bekommering om aardsche zaken
  • Het diepst geheim is voor Hem naakt en klaar
  • Het leven scheppend, schiept Gij ook het sterven
  • Hij zaait in’t hart de heete netelpijn
  • Hij zelf trad gistren in dees aardsche kroeg
  • Hoelang bedwelmt u werelds zoete geur
  • Ik ben Uw slaaf, een maaksel Uwer hand
  • Ik ga mij graag aan purpren wijn te buiten
  • Ik heb niet twijflend heen en weer gezweefd
  • Ik heb nog niemand om zijn slaap gebracht
  • Ik raad u: neem het leven zooals ’t is
  • In ’t wijnglas is de geest vloeibaar en vluchtig
  • In dit aardsch huis, waar wij begoocheld wonen
  • In stomme smart naar U elks hart verteert
  • In vriendenkring drink ik den gouden wijn
  • jawel, in wijn en roes ik mij verloor
  • Kent gij de schijngestalten van den wijn?
  • Klokkend ontspoot de tulpenroode wijn
  • Klop zonder noodzaak niet op ieder deur
  • Maak licht den last waarmee ik ben beladen
  • Met mijn begeerten strijd ik; wat te doen?
  • Mijn doel is na, door dunne mist verborgen
  • Mijn eed was zwaar en vluchtig als mijn roes
  • Mijn jeugd verging met al ziijn prachtig blinken
  • Mijn vriend had heden met mij mededoogen
  • Naar waardigheid en titels streven zij
  • Nauw hebt ge uw plaats bezet aan aardes maal
  • Nog om de rozen uchtendnevel rift
  • Nooit drong men door tot waar de rozen stonden
  • O alles rekent Hij ons aan ten kwade
  • O arm hart, dat niet kan in vlammen staan
  • O Gij, wien aller heimwee hoopt te vinden
  • O hart, kom tot mij en vergeet uw treuren
  • O hemel, rein kristal, dat de oude schuld
  • O pottenbakker, die de rauwe klei
  • O roos, zoo edel als mijn liefs aanschijn
  • O, wilde God zóó onze wegen leiden
  • Ons barre leed aanschouwt de hemel stug
  • Open de poort, want Gij zijt de portier
  • Reik mij den kelk met vloeibare robijnen
  • Saâmliggend nacht op nacht ontvlood ons rust
  • Schatten vergaadren is een ijdel pogen
  • Schoon en afschuwelijk is hun gelijk
  • Slaap niet, want onderwijl vervliegt de tijd
  • Tegen den hemel mor ik nog altijd
  • Twee of drie geestelooze knechten
  • U zij een trouwe vreemde als bloedverwant
  • Uit dartlen lust grijp ik den beker niet
  • Uit valsche liefde schiet geen lichte straal
  • Uw maal? een korst van maaltijds overschot
  • Vanmorgen vond ‘k een grijsaard voor de kroeg
  • Vannacht aan ’t water met mijn lief genoot
  • Verhoogt mijn dienst den glans van ’t godlijk recht?
  • Verliefd en dronken zijn wij, groot en klein
  • Voor al begeerten sloot’k harts deuren toe
  • Voor U draag ik gewillig elke smaad
  • Vrees voor vernietiging is niets dan waan
  • Waarom zult gij een vroolijk hart doen weenen
  • Was ik beneveld voor een oogenblik?
  • Wat baat de wereld ons vertrek of komen?
  • Wees vroolijk, want wat baat het dat gij treurt
  • Wenke ons de hemel, dreig’ de hellenood
  • Werd mij dit toegestaan te zijn ontwrongen
  • Wiens oor de stilste zuchten kan verstaan
  • Wijn is verboden; drinkt gij toch? welaan
  • Wijn, brood, een boek in een woestijn
  • Zelfs hij, op wien we onwankelbaar vertrouwen
  • Zijn ziel en adem was doorgeurd van wijn
  • Zijt ge elken dag voor kruik en kroes bezweken
  • Zoolang mijn hart het leven blijft gespaard
  • Zwijg! onzen dood en angst kan niemand breken