Meen niet, dat hij te schreien stond, Toen hem het giftige antwoord stak. Hij voelde, dat iets in hem brak, Maar hield de glimlach om zijn mond. Even vertroebelde zijn oog, Maar daadlijk keek hij strak en koel. En sterk
Categorie: Nalezing III
Nolite iudicare
Hij heeft de hoge tol betaald Om rust te vinden: Zijn jonge leven! O dood, wat draait ge uw zware boom Gewillig open Voor die wanhopig zijn. Hij liep het grote donker in, Zó zeker, Of hij de hel verlichte
De bekoring (Middeleeuwsch)
Daags lag hij voor het zonwarm raam te droomen En ’s avonds staarde hij in ’t vlammend vuur, Of zag de schaduws dansen op den muur, Een duivelsche verschrikking voor de vromen. En door zijn bloed ging de bekoring heen,
Het lijdt niet lang meer…
Het lijdt niet lang meer, als ik dood zal zijn Verkwijnt aan mij de vage herinnering In ’t stille en afgesloten kamerken Der jonge hoofden, die ik heb bemind. En als een zware dof plompende steen Verzinkt mijn liefde
De brieven
Brieven van overzee: uit aller heeren Landen loopen de tijdingen in: Jk werk, gezond, met lust en gewin.” Ik jaag nog naar mijn allerzoetst begeeren. ” Zij, die schat wonnen of hun wensch ontberen, Allen schrijven den klagenden zin:
De zwemmer
Voor Dick Hij zag mijn stijgende bewondring wel Toen, wiegelende, hij naar t water schreed, En blank en onverhoeds daarin vergleed: Wolkonderschept verblindend zonnespel. Even een stilte dan een ruischen snel Verscheen zijn lachend hoofd; een glinstrend kleed, Viel t
Verlangen
Ik heb zo lang op u gewacht En nergens heil of heul gevonden. Ergens lachte het zoet en zacht . Ach, zonder u is alles zonde. Ergens lachte het zoet en zacht Ik weet wel, dat ik blij zijn konde, Als