Categorie: Langs Den Heirweg
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
22-7-1932
VG-pagina:
915
Laat ons dezen nieuwen dag U ter liefde nieuw beginnen. Geef ons door Uw Geest gezag Om de dieren en ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
13-1-1931
VG-pagina:
934
De zon scheen binnen, en een lichte plek Op 't tafelkleed gleed grillig heen en weer En trilde in 't ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
18-1-1931
VG-pagina:
950
De riemen en de raadren, Al wat verdooft en blindt, Zijn hem niet meer dan blaadren Opruischend in den wind ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
12-1-1932
VG-pagina:
966
Wij moeten worden als de boomen, Die luistren in den diepen Grond. Dan, zal een ruischen door ons stroomen, En ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
20-7-1932
VG-pagina:
917
Ex. 33:2a. Gij langs den weg, ik over 't pad Door korenland en weiden, Wij lieten naar dezelfde stad Ons ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
2-8-1931
VG-pagina:
935
Weinig schoone dagen Zijn ons nog gegeven. Laten wij den hemel vragen Om gelukkig leven: Nachten wit van dauw, Die ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
17-1-1931
VG-pagina:
951
Er ging een lichte dreuning door het huis. De gore lucht hing laag en geurde bitter. De bolle spiegel kaatste ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
17-9-1927
VG-pagina:
967
Hij had de deuren afgesloten En alle vensters dichtgedaan. Toen is zijn leven weggevloten En weer als melodie ontstaan. Ontbindingen, ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
7-11-1926
VG-pagina:
918
O Heer, Gij hebt gezegd, Ik huis niet met een knecht, Bij vrije zonen Wil ik wonen. Gij hebt ons ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
1-8-1931
VG-pagina:
936
'Zijn God onderricht hem' De landsche dochteren en zonen Tezaâm. In stilheid opgegroeid, Met blonde haren, ronde konen, En armen ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
SdT 1932
VG-pagina:
952
Zij leed zoolang, dat droom en visioen Veel eerder dan haar kleederen versleten. Haar leven werd tot aan haar jeugd ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
7-2-1932
VG-pagina:
968
Uw goedheid schiep de tuinen en de weiden, Het stuifzand en de bosschen zonder pad, En mij, die zich als ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
16-1-1931
VG-pagina:
919
Och Heere, kan 't Uw wille Wezen, laat ons stille Voor U zijn. Misschien zou de pijn Die in ons ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
4-8-1931
VG-pagina:
937
In een register had hij opgeschreven Den stamboom van zichzelf, paarden en vee. Al wat 't bedrijf groot maakte, telde ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
16-7-1932
VG-pagina:
953
Hij schilderde, en somtijds was hij dronken. Hij joeg den roes na, en hij schilderde Zelden en trager, en verwilderde ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
969
Als 't donkert, wordt het licht ontstoken, En langs de muren, vreemd en fel, Rekken en krimpen duistre spoken, En ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
16-4-1931
VG-pagina:
920
I De tulpen en de hyacinten Ontvlieden brandend en ontdaan Dit kommervolle aardsch bestaan In visioen van geur en tinten, ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
OW 1932
VG-pagina:
938
Van heinde en verre komt de sippe saâm, Een dag per jaar, om met elkander te eten, En op te ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
SdT 1933
VG-pagina:
954
Hij leeft vijandig tussen het ontluiken Van 't vredig huisgezin; als late sneeuw Zich handhaaft in de schaduw van de ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
970
De sikkel snerpt door 't rijpe graan, En kweek en krodde, waar ze stonden, Wordt mee geslagen en gebonden En ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
3-7-1928
VG-pagina:
923
Den tyrannieken wil van 't bloed Volvoeren vaardig mond en oogen. En koen, als ongekerstend, togen Tot euveldaden hand en ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
3-5-1932
VG-pagina:
939
Zij is de erkende profetesse. Haar achterklap en voorgevoel Worden aanvaard als wijze lessen, Gesproken met een ernstig doel. Wie ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
12-2-1932
VG-pagina:
955
Zij werd zeer oud en boven de verbanden Van bloed en tranen, tot een heilig ding, Een vaandel, dat in ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
31-7-1931
VG-pagina:
971
Het vriest, de nevels moeten wijken. Men stookt in hut en in paleis, En 's morgens op de ramen prijken ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1926-1932)
geschreven op:
4-7-1928
VG-pagina:
924
't Valt licht den vijand te braveeren, Die tartend tegenover staat, Maar bitter is 't zijn heetste haat Tegen het ...
verder lezen
verder lezen