Categorie: De Steile Tocht
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
4-7-1926
VG-pagina:
692
Verlosser ! kom ! De wereld wacht! Die struikelen en dolen, Heel dit wanhopige geslacht Heeft zich aan U bevolen ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
28-7-1926
VG-pagina:
711
Gij gingt de velden langs, Gij hebt den hof doorschreden. Het koren deinde zwaar en kreeg een dieper glans. Het ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
VG-pagina:
732
Hij kende 't schoon beweeg van edelvrouwen, Van koningen en dartel ambachtsvolk; Van minnenden en sluipers met de dolk In ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
5-12-1928
VG-pagina:
748
Hij was zoo teeder van geweten, dat Hij 's Heeren avondmaal niet uit wou reiken Toen zwaargetabberd met hooghartig kijken ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
4-7-1926
VG-pagina:
765
't Is niet te zeggen, Heer, hoe zoet Gij voor de ziele zijt, Ze is als een roos die bloeien ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
VG-pagina:
694
O hart, dat naar Gods liefde smacht, En luistert als de wereld lacht En voelt U opgetogen Bij 't lachen ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
8-3-1925
VG-pagina:
713
Mijn armoe deed U pijn, En mijn verkleumde leden Wilde Uwe deernis kleedgin In donzig hermelijn. O God, wat valt ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
VG-pagina:
733
Hij was zóó vol van hooge majesteit, Dat hij zijn leven met geen mensch kon deelen, In schonnen waanzin bouwde ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
4-12-1928
VG-pagina:
749
Trillend verrees hij uit den witten dauw. De hanen kraaiden luid en achterdochtig. De koeien in de melkbocht brulden tochtig ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
14-7-1926
VG-pagina:
695
Om hitte en onrust uit te sluiten, Doen wij de zware luiken dicht. Nu dringt uit het rumoerig buiten Alleen ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
1924 >
VG-pagina:
714
Ze zijn veel trotscher dan de rozen En zeer gelukkig en alleen. Stil heeft eenelk zijn deel gekozen Van 't ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
23-1-1927
VG-pagina:
734
Hij heeft de dieren en de stille dingen Met sterke aandachtigheid tot zich genomen En lichtend zijn zij weer aan ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
4-12-1928
VG-pagina:
750
Hij werd hoogmoedig, want hij was alleen, En zwak, en dong reeds vroeg naar eer en rechten. Spijtig dacht hij ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
14-7-1926
VG-pagina:
696
Als ik de bouten uit de klampen Licht en de luiken opensluit, Uw stralen, dat met damp moet kampen, Is ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
1-7-1928
VG-pagina:
715
Dank, God, dat eindelijk ontbloeit Al wat mijn lot besluit. Lang ingekort en opgesnoeid, Schiet ik sterk tot U uit ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
13-5-1926
VG-pagina:
735
Als grijze zijde door het licht Gesleten en gebleekt is deze Verbeelding van een aangezicht, En schaduw van een teeder ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
5-12-1928
VG-pagina:
751
Toen heeft zijn hart, lang door zijn angst belet, Een wraakschreeuw naar den hemel uitgestooten En in Gods ooren donderden ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
15-7-1926
VG-pagina:
697
Wat is het zoet, uit 't koele lommer Te zien, hoe 't licht het dal bedekt, Terwijl het ronken van ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
GN 1925
VG-pagina:
717
Moest gij u daarom zoo vermoeien Met roekeloos en snel te bloeien, Dat der ellenden zware tooi En aller vreugden ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
5-9-1924
VG-pagina:
736
't Is alles eenvoud wat uw stoerheid sierde, En alledaags bij werelds wufte pronk: Het zwaatlend koren rond de heilge ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
8-7-1926
VG-pagina:
752
Men kwelde hem om raad, terwijl hij wrocht. Titus las voor; hij griste in kemelshaar. Zijn geest bezwierf den hemel, ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
16-7-1926
VG-pagina:
698
Al knarsend langs den muur te zwaaien In rustloos heen en weder gaan, Daar wind mijn roestgen stang doet draaien, ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
2-7-1928
VG-pagina:
718
Stug in den grond gestooten, Met wortels ruig als pooten En zwaren klauw, Dicht op elkaar gedrongen En wild ineengewrongen ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
6-9-1924
VG-pagina:
737
Zij kennen niet de delicate zwier van de gebaren, en het soepel spreken. De woorden die zij uit hun harten ...
verder lezen
verder lezen
periode bundel:
(1924-1928)
geschreven op:
19-12-1925
VG-pagina:
753
Rondom hen werd de wereld wit. God strooit zijn englen neer als rijm. En aarzlend nam hun hart bezit Van ...
verder lezen
verder lezen