Liedje

Ik droomde, dat uw hart mij riep
En, nauwelijks vernomen,
IJlde ik nabij te komen
Tot waar gij laagt en sliep.
Ik zocht u, en ik vond u diep
In eenen groenend ale.
De maan in loovren zale
Siddrende schaduws schiep.

In lichtglans van uw gouden haar
Zag ik uw aanzicht wonderbaar.

Der oogen blanke leden:
Twee bloode lieflijkheden.

De blozingen der konen
Schenen een morgen schoone.

Het lahen van uw lippen teêr
Verheugde mijne ziel zoo zeer.

Ik droomde, dat uw hart mij riep …
In hellen maneschijne
Uw lippen sidderdeinden,
En lachten, maar uw harte sliep.
Ik droomde, dat uw hart mij riep …
De nachtegaal alleine
Liet droef zijn klacht verkwijnen.
Gij lachtet, maar uw harte sliep.