Laat het licht maar later rijzen,
Laat de dag maar vroeger dalen,
In harts lichte paradijzen
Komt zich iedren dag herhalen
’t Stille wonder van de prachten
(’t Zien doet ademloos verbazen)
Die, vóór ’t korte zomernachten,
In de bleeke lucht verwzen.
Toen, wij stonden hand in handen,
En uw hoofd neeg naar mij over,
Geen geluid ging langs de landen,
En er was geen wind in ’t loover,
En des zachten adems beven
Ging naast suizende aêm verloren,
(Want geen nemen en geen geven
Krenkt de harten der verkoornen),
Zag zich klaar, en zonder wade,
Even, ziel aan ziele over
.
En er was geen wind in ’t loover,
En de lucht stond blank van wazen.
Iedren dag komt zich herhalen
Liefdes heuchelijke wonder.
Laat het licht maar vroeger dalen,
Liefdes licht gaat nimmer onder.
’t Wonder komt zich steeds herhalen
In des harten paradijzen.
Laat de dag maar vroeger dalen,
Laat het licht maar later rijzen!