Moeder

Moeder, ik zou mijn hoofd van zorgen zwaar
nog eenmaal in uw handen willen leggen,
terwijl uw stem m’een oud verhaal ging zeggen,
waarvan ik de heugenis nog bewaar.

Ik weet een avond, ’t is al menig jaar
geleden, zoete rook van meidoornheggen,
die bloeiend bogen langs de smalle weggen,
maakte mijn moede leden loom en zwaar.

Gij zat voor ’t open raam en uwe handen
gleden mijn ogen over, o zo zacht.
Mijn hoofd lag rustig in uw milde schoot.

Uw mond sprak mij van Jezus’ lichte landen.
En even beefde uw stemme, als gij dacht,
Of gij mij wel zoudt weerzien na de dood.