Mijn oog volgt al de lenig-weeke lijnen
Van uw gestalte tot den fijnen voet
Dien gij behendig van den doorn ontdoet,
Opdat de wonde plek niet meer zal schrijnen
Meedoogend zien uw oogen naar den kleinen
Nauw te bespeuren snede, waar het bloed,
Een rood robijntje met donkren gloed,
Stillende lafenis is voor de pijnen.
Gij zit zoo rustig en uw schoone oogen
Vragen verwonderend en nieuwsgierig tevens
‘Hoe geef zóó kleine doren smarten en waarom?
En wàt is vreugde die mijn oogen zagen
Uit blanken voet, waarop een drop des levens
Gelijk een brooze donkerroode roze glom?’