Avondregen

Er was een zacht gedruppel in de blaren
Of nu de zomerregen zou beginnen.
En traag gleden de schemeringen binnen
Van buien, die ons dreigend overvaren.

De geur van vocht en bloemen vloeide samen
En dreef de paden rond als lichte nevel.
Bleek uit den damp hief zich de ronde gevel.
Toen kletsten groote druppels aan de ramen.

En gij: het leven is niet te vertragen.
De bui komt zwaar en driftig nederslaan
Gelukkig wat gered is en geborgen.

Maar ik: zie hoe gerust de rozen staan,
En hemels wreede lafenis verdragen.
Zij dulden sterk en bloeien tegen morgen.