Mijn armoe deed U pijn,
En mijn verkleumde leden
Wilde Uwe deernis kleedgin
In donzig hermelijn.
O God, wat valt dit zwaar,
Om zonder te versagen
Uw heerlijkheid te dragen,
En blijven stil en klaar.
Geluk nijpt meer dan nood.
Hebt Gij dit tijdlijk pronken
Uw zwakken knecht geschonken
Tot een bekoring groot?
Nooit brenge uw gunst ten val.
En moge ik straks ontberen,
Ik ben een boom des Heergin,
Die weder groenen zal.