Boanerges

Hij was geen smachtende weekeling
Maar een gebiedende smeekeling.
Driftig riep hij den donder aan,
Om andere dwarskoppen neer te slaan.

Maar Jezus heeft zijn ziel getemd,
Op Zijn erbarmen afgestemd,
Zoodat door hem Gods liefdedaad
Als een golfstroom om de wereld gaat.

Hij heeft Theagenes liefgehad
Om hem te redden als een schat
Uit de handen van roovers en hoeren,
Hij dorst den ontvoerde ontvoeren.

Maar streng, toen hij was thuis gehaald,
Heeft Johannes niet naar hem getaald.
Eindelijk (’t was een dof kreunen)
Kloeg hij: ik word ouder!
Laat mij steunen,
Op uw schouder!