Boeddha

Rond u is hunkeren en vasten,
En aan de grenzen van uw vreê
Hoort Gij het bidden der belasten
Vermurmelen gelijk een zee.

Uw handen kunnen niet meer tasten
En niets omvatten, en gedwee
Laat gij uw oogen zich vergasten
Aan hun volmaakte leege steê.

Zoo, ingehuld en ingetogen,
Dwingt gij het zuivere vermogen
Des levens tot een branden puur,
Of op uw troon van grijze steenen
Alleen een lichten was verschenen,
En zij wit tintlen in stil vuur.