Brussel I

Groote Markt

Gul en kunstzinnig is het volk geweest,
Statig van bouw en prachtig blauw van oogen,
Die gretig-wijd het gouden zonlicht zogen,
Geestig van zin en zinnelijke van geest

Hun huizen zijn als vrouwen op een feest,
Voornaam en moe, iets tot elkaar gebogen,
Met rag van kanten beeldhouwwerk omtogen,
En blank verguld, de burgerlijkste ’t meest.

Hun ouderdom volmaakte tooi en luister,
Zij droomen in een schemering van duister
Verheven boven het moderne grauw.

In de weerspiegelingen hunner ramen
Vloeien de beelden van ’t verleden samen
En flonkeren als zonneschijn in dauw