Categorie: Nalezing III
De bekoring (Middeleeuwsch)
Daags lag hij voor het zonwarm raam te droomen En ’s avonds staarde hij in ’t vlammend vuur, Of zag de schaduws dansen op den muur, Een duivelsche verschrikking voor de vromen. En door zijn bloed ging de bekoring heen,
De jongen
Wanneer een jongen stil en rustig groeit, Wordt klaar de snelle stroom van zijn gedachten, En aan de wallen van bloeds donkre grachten Staat de boom van zijn goedheid vast en bloeit. Lichaam en geest zijn beiden onvermoeid. Hij haat
De vrienden
Bij het portret van Jaap en Okke Hun houding drukt hun diepste wezen uit De grootste zit, in wakkren droom verloren, Op ’t rijzen van de stem des bloeds te hooren, De nachtegaal die in harts meinacht fluit. Hij wond
De zwemmer
Voor Dick Hij zag mijn stijgende bewondring wel Toen, wiegelende, hij naar t water schreed, En blank en onverhoeds daarin vergleed: Wolkonderschept verblindend zonnespel. Even een stilte dan een ruischen snel Verscheen zijn lachend hoofd; een glinstrend kleed, Viel t