De zwemmer

Voor Dick

Hij zag mijn stijgende bewondring wel
Toen, wiegelende, hij naar ‘t water schreed,
En blank en onverhoeds daarin vergleed:
Wolkonderschept verblindend zonnespel.

Even een stilte… dan een ruischen… snel
Verscheen zijn lachend hoofd; een glinstrend kleed,
Viel ‘t water van zijn schouders, als hij breed
Van slagen deinde uit de bewogen del.

Hij liet zich deinend drijven, en hij dook
En rees zóó vlug, dat ik mijn oogen look
Voor ‘t snelle wisslen van dit schoon bedrijven.

Tot hij hóóg opschoot uit een kolk van schuim,
Gelijk de schoonheid, die, naar gunstge luim,
Eén begenadigd uur met ons wil blijven.