De avondster

… tot de Morgenster opga
over uwe harten.

O gij, die, als ‘k mijn oogen
Inslapend, sluiten moet,
Mij van nabijen hooge
Troost met uw gouden groet.

Wanneer de hemel ’t teêrste,
Diep lentegroen, verkwijnt,
Zijt gij de stralende eerste,
Die ons volbloeid verschijnt.

O heldere en milde,
Die menschenliefde en haat
Bedruppelend verstilde
Tot heimwee naar uw staat,

Die heerlijker en vaster
Dan sterven en ontstaan
Is, eeuwge herfstbloem, aster,
Ontluikend uit vergaan.

Want als ik thuis kom dwalen
Uit slaap en droomen ver,
Dan staat gij weer te stralen
Als blanke morgenster.

Zoo zij mijn avond morgen,
Mijn morgen avondstond
Uw gouden bloem verborgen
Bloei uit mijn diepsten grond.