De brief

De ruiter had zich naar mij toegebogen
En langde mij een brief van rijstpapier
Ik heb mij voor uw ijlbode gebogen.
Uw teekens lispelden: kom spoedig hier!

Over het blad papier had gij de teeken-
bloemen gestrooid met achtloos lief gebaar.
Geurig en zoet omslingerden me uw teekens.
’t Ritselend papier werd in mijn handen zwaar.

Ik zeide tot den ongestuimen bode:
Onder mijn kleedren murmelt aan mijn hart.
Achteloos lief het fluistren van een bode,
Een rijstpapier rust op mijn jagend hart.