De maan schijnt over levenden en dooden.
De overwinnaars plunderen de lijken.
De held trapt op de keel van de gewonden.
Zijn sterke hand omklemt het breede kromzwaard.
Zijn zwaard is heilig, want het heeft gedronken
Van mannenglans en kracht en dapper bloed.
Lafhartig kreunt de neergeslagen keizer.
Het heili zwaard snijdt ’t smaadlijk jamren af.
De held staat onder een fontein van bloed.
De keizerin lacht vreezend aan zijn voeten.
Hij wischt zijn zwaard af aan haar zijden kleedren,
En neemt haar mee, als een veroverd vaandel,
Door bloed gewijd, op ’t brieschend oorlogsros.