De hulst

Hij is vol waardigheid de dorpsschoolmeester,
Staat glanzend aan de rand der maatschappij,
Betuttelt alles en hoort nergens bij,
En is van komaf een gewone heester.

Hij heeft zich dan maar prachtig opgewerkt!
Daarom heeft hij zo’n stekelige glimlach.
Hij zag alleen wat in de lijn der klim lag.
En verder is zijn kennis maar beperkt.

Hij neemt de ruimte op zijn geboortegrond,
Waarop ook anderen hun voordeel zoeken.
Zeker, hij gunt hun dat, máár – er is rang!

Hij zegt niet veel, docht heeft een kwade mond,
En die tot oppositie zich verkloeken
Krijgen een grauw, en worden klein en bang.