Het menschenlot

De nacht grenst aan de dag, en aarde aan de hemel.
Er is geen scheidslijn tussen deze twee.
Geen niemandsland bevindt zich tussen beide
Waarin wij ons neutraal bezinnen kunnen
En ons toekomstig woonoord vrij verkiezen.
Hier zijn wij, en een eeuwige seconde
Belet ons om de hier geheven voet
Daar neer te zetten, ach, en ’t hier begonnen
Glimlachen is nog niet geheel ontbloeid
Als wij reeds zitten in des hemels midden,
En niet meer weten wie ons lachen gold.
Dwars door ons leven gaat de grote golving;
Goden en duivlen scheuren ons uiteen
Als zij proberen ons geheel te winnen.