De kluizenaar

Hij was de heele wereld doorgetrokken,
Had op zijn crucifix en zwaard geleefd
En bouwde een but van zoden en van blokken
En werd een man, die naar den vrede streeft.

Hij vocht met slangen en versloeg rabauwen
En wandelde, zijn armen om een ree,
En leerde zwoegend akkers te bebouwen
Al met den gang van de saizoenen mee.

Zons omloop en de vaste sterrebeelden
Beteekenden zijn dwalen plaats en tijd.
Hij voelde hoe hij als een blad vergeelde
En dor werd en tot vallen werd bereid,

En wachtte stil, of God nu zou beginnen
Hem te gebruiken in een nieuw gevecht,
En voelde zich als nieuw gesponnen linnen
Om blank te worden op het gras gelegd.