De krankzinnige

Zij zeggen, dat ik zo verstandig praat,
En dat geen trek in mijn gelaat
Verraadt dat ik krankzinnig ben;
Dat ik wel gek, maar zeer zachtzinnig ben.
Maar of mijn zinnen krank zijn,
Mijn geest kan toch wel blank zijn
En met wijsheid verzaad?
Ik ben als een granaat,
Die dagenlang kan rollen,
Kindren met zich laat sollen,
Tot hij, opeens bewust
Van zijn vernielingslust,
De mensen verslaat.