De moeder

Ik voel zijn ziekten en zijn zonden;
Ik tuimelde mét hem in ’t slijk,
Want bloed blijft steeds met bloed verbonden.
Dies is mijn hart zijn open wijk!

Ik hunker niet, dat hij zal komen,
Ik wéét, wat hem verwijt en trekt.
Hij heeft mijn liefde meegenomen,
Zijn hart wordt door mijn hart gewekt.

Zoo waar de wereld eiken morgen
Uit dauw en duister wordt onthuld,
Weet ik, dat God voor hem zal zorgen
En hem ontheft van dood en schuld.

Ik blijf geduldig op hem wachten,
En troost mijn lang verlangend hart:
Hij komt, en geen zal hem verachten
Nu hem de smart plaagt onzer smart.