De ontmoeting

Tusschen uw oogen en de mijne
Was ’t licht anders dan om ons henen,
Zachter en van iets teêrs doorschenen:
Glanzingen die in glans verdwijnen.

Alle verrukkingen: vreugde en weenen
Hebben zich in dien glans gevonden;
’t Smachten van ons begeerge monden,
En de drang veel goeds te verleenen.

En de weelge golvingen kwamen
Van wat woorden, zoetjes te streelen,
Zoo bloode, en zij konden niet verheelen
Hun liefde in hun aandoenlijk beschamen.

Dan zwijgen en een stil oogensmeeken,
Niet te vergeten dit hoog verdwazen.
En voorbijgaan en zi ch verbazen.
Niet van: vreugde in snikken te breken