De oude jongeman

Hij weet ’t niet, maar is een der onbegeerden,
die egoïstisch worden en jaloers.
Ze suggereren dat hen niets ontbeerde,
en zijn verlegen, links, en lichtelijk boers.

Hij stopt zich vol met kool en wienerschnitzel,
en drinkt zijn kop niet rozig, maar grauwblauw.
Hij was ook graag iets anders dan ’t afgietsel
van opgekookte jeugd, maar amper lauw.

Hij kleedt zich graag in iets te jonge kleren,
Gebruikt een sterk parfum, en veel te veel,
staat dichtbij, maar behoort niet tot de heren.

Bij elke glimlach klopt ’t hart in zijn keel,
en dan ontdekt hij dat de lach niet hem
geldt, maar de naast hem staande gentleman.