De vaandrig

Hij staat zoo rustig onder ’t veel omstreden
Vaandel, dat met zijn zijden wuiven ’t gram
Gemoed der manschap in vervoering nam
En glanzend woei door vloeken en gebeden
En werd onsterf lijk … ter victorie kwam
Hij plotsling uit de duisternis getreden
Er waait een weerlicht om zijn stalen leden
En zijn gelaat blindt als een bliksemvlam.

De hoogmoed van zijn dienen onder ’t schier
Verreten dundoek is zijn eenge cier.
Hij tart de troepen tot zij ’t niet meer dulden
En schreeuwend stormen, maar hij stòrt vooraan…
En een gerucht of groote vleugels slaan
Omringt hem, want de dood brengt hem zijn hulde.