De veertienjarige

Dit is een jaar van groot geluk geweest.
Zijn oogen, die de wereld zacht bestaarden,
Leerden het schoone flikkeren van zwaarden,
Wier snelle scherpte men, ook tartend, vreest.

Gelouterd werd het aarzelend geluid
Dat in zijn stem zoo zoet en week vibreerde.
Hij luisterde verwonderd en hij leerde,
Hoe licht de ziel haar donkre liedren fluit.

Zijn wezen werd gespannen als een boog
Die sidderende in de hand bewoog
Des Heeren, Die hem nam ten strijde.
Temper de kracht van uw geduchte hand!
Geef buigzaamheid en taaien wederstand!
En hard hem door geluk en lijden!