Altijd verdoold van zinnen,
Zo komt men op de baan.
’t Is steeds weer: bloed en minne,
En doof zijn voor vermaan.
Heere Jezus, zie ons aan.
Laat ons den wedloop winnen.
Wij aarzlen te beginnen
Want t moet recht naar U gaan.
Doe ons de hindernissen
Nemen, maak wijd den sprong.
Hoe ons de doornen ritsen,
Houd Gij ons gaaf en jong.
Glimlach, kushand, bijval,
Laat hen ons niet verlokken!
O liederlijke val,
Wij rènnen onverschrokken.
En den verkwikker laat
Lavend ons niet vergiften,
Maar koel Gij ons gelaat
En temper onze driften.
O sterk ons nog een wijl,
Wil stalen en verstillen,
Tot we als een snelle pijl
In ’t doelwit staan te trillen.