Dichten

Denkt gij dat dit gelukkig maakt,
Dichten en eenzaamheid? en noodig
Te hebben wat gij overbodig
Noemt en als tijdverbeuzlen laakt?

Het is stilzitten in zonneschijn,
En den wind voelen, en den regen
Nastaren, en den hemel tegen
Vliegen als vogel, en aan strakke lijn

Teruggetrokken worden, en de wereld
Als een kogel tegen zich aan voelen suizen
En wegschuilen in bepereld
Gras en den dood hooren ruischen

In zich en om zich; en ontwaken
Bij den stap en den lach van een kind,
Dat, zooals God de menschen bemint,
Bloemen plukt om een ruiker te maken

Denkt gij, dat ’t zoo begeerlijk is
Zijn hart aan velen te verdeelen?
’t Is beter zijn hart te laten stelen.
‘Ik kom als dief,’ zegt Hij, die heerlijk is.