Dit was een dag van heimelijk begeren,
Van sterk verlangen en verholen lust.
Nu wordt het avond, nu komt de rust.
En Gij zult tot mijn stiller harte keren.
Zoals een vogel wegduikt in zijn veren,
Door t eigen trillend hart in slaap gesust,
Een ademende zachtheid, onbewust
Van alles wat zijn argloosheid kan deren,
Gaf ik mij onvoorwaardlijk aan u over.
Daar is geen schutsel dan uw liefde om mij.
t Liederlijk leven, wrede rauwe rover,
Jaagt onophoudlijk aan mijn rust voorbij.
Maar, veilig in de cirkel van uw tover,
Ben ik gelukkig, en t geluk zijt gij.