Dit is een huis, waar God van zeggen zou:
‘Hier heb ik eindelijk mijn rust gevonden’,
En waar verloornen veilig hun berouw
Over ’t verspeelde leven staamlen konden.
O hart, door liefde en haat aan God gebonden,
Trekkend en knellend dubbelstrengig touw,
Weet, hoe Hij ondanks uw verfoeibre zonden,
Sprak, dat Hij niet meer op u toornen wou.
Als gij maar aan de voeten van Zijn Zoon
In angst en onmacht weendet om uw hoon
En stil geworden zijt in moe beschamen.
Schijnt troostend in uw nare duisternis
Gods licht dat als de klare luister is
Der hooge zacht- en warm-doorgloeide ramen.