Dood

Zij was mijn wieg, ik werd haar graf.
Mijn wezen is uit haar begonnen.
Ik werd een van de nieuwe zonnen
Die ze uitstiet, en zij weerde ze af
Wanneer ze dreigden toe te storten
Op haar verdooven, en zij stierf.
Haar omloop stokte, en ik zwierf
En niemand zwonk meer om het korte
Blauwe verscheemren, dat nog draalde
Om dezen stilstand, bijna zwart
Was reeds de gloeikern van haar hart.
En als een zwarte zon, zoo daalde
Zij naar mijn breede bed van licht.
Zij is verpulverd en gezwicht
Wijl haar geen godswoord achterhaalde.