1/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode
Langs t oude kerkje werpt de manelamp
Zilverig schijnsel. Lichtstraal dartelt neer
Door zacht-bewegend loover. Heen en weer
Kringelt een vleermuis door den avonddamp.
Twee mannen staan te praten, lachen klinkt.
Ginds klapt een vrouwtje t kleine tuinhek dicht
En kuiert naar de deur; in manelicht
Heel eventjes haar witte mutsje blinkt.
In t donker, langs de zwarte boomenrij
Wandelt een paartje, traag in t huiswaarts gaan.
Een waakhond blaft een man op rijwiel aan;
Een bel rinkt helder; lichtglans zweeft voorbij
1 Juli 07