Drie jongensportretten – III

Een beeldje uit geel ivoor gesneden,
Zoo fijn van vorm, zoo strak van lijn,
Zoo warm van toets, in stillen schijn
Van ingekeerdheid en gebeden.

Klare oogen in dit zeer tevreden
Knapengezicht als lampen zijn,
Die stralen over ’t innig rein
Bewegingsspel der slanke leden.

Zijn lachen . Is zoo schoon en stil
Als witte duiven, die hun til
Uitvliegen, door de zon beschenen.

Die ’t blinken van hun vleuglen zag,
Herdenkt, ontroerd, den ganschen dag,
Hoe licht zij in de lucht verdwenen.