2e eeuw na Christus
Is zij de moeder of een oudre zuster
Van den jonge die dik en goedig is?
Zij is veel spitser en zelfbewuster;
Niet dat ze afwerend of hoogmoedig is,
Want in haar smal en fraai ovaal gelaat
Zeggen haar oogen, dat zij wel kan dulden
En zacht en somber zijn, maar rang en staat,
Haar ingeboren, ieder het verschulden
Afeischen van eerbied en eerbewijs.
Terwijl de jongen rondloopt in witlinnen,
Moet zij reeds in den vroegen dag beginnen
Den tooi te dragen van het plechtgewaad
’t Discrete goud en ’t bonte kraalsieraad,
En dat maakt mond en oogen moe en wijs.