In ’t bosch, alleen, en soms in kringen,
Verschijnt dit zonderling geslacht,
Zoo onverwacht als mijmeringen
En droomen van geluk en macht.
Verleidlijk zijn zij en zeer machtig,
Beschikken over wee en wel.
Zij maken ’t leven u deelachtig
En storten u in dood en hel.
Zoo heeft het Godsbestuur de geesten
Besteld tot redding en geva ar.
Waak, mensch, en bid, in l lustioreesten
Lokken ze uw ziel en dooden haar.
Maar als de Gever van genade
Ons leert ‘herkennen door den schijn,
Dan kan ons zelfs S heen duivel schaden,
Omdat wij in den hemel zijn.