Extatische nonnen

Is dit geen wonder, hoe die teêre nonnen,
Die van Gods liefde gansch bevangen waren,
In brandende uren met bont zijden garen
Hun smart borduurden, fel en onbezonnen?

Bleek en ontzenuwd van extaze, wonnen
Zij kracht, en voelden weer, in koortsig staren,
Hoe innig zij met God vereenigd waren,
En gloeiend werd het in hun doek gesponnen.

Zij sidderden de lange dagen door,
En blikten naar de deur of hij mocht komen,
En grepen dikwijls naar ’t bezwijkend hart.

Dan schoof een floers hun glazige oogen voor,
Gods zoete waanzin kwam hen overstroomen,
En zij borduurden met bloedrood en zwart.