Geboorte

Ik droomde een verschrikkelijk verhaal.
Ik was een zaadje en ben ontsproten
In een warm duister en werd grooter
En was een plantje in een ronde schaal,
Grootlobbig en ik groeide tot een dier
Dat bloed dronk en zich blind bewoog
En wegschool in een zacht rood wier,
En grooter werd, en rees, en hoog
Boven en binnen zich een kloppen
Voelde, en een vreemde drang begon
En een verscheuren, en ik won
Een lichte wijdte, en ik kon
Mijn eerste schreien niet verkroppen.

’t Leven is zwoegen om zich te verstoppen
In ’t duister, waarin men begon.