Gebroken, gebroken is uw schoone

Gebroken, gebroken is uw schoone
Lichaam, en weenend neergeleid.
O dood, wat is er veel geschreid
Om deze prille anemone.

Uw blond hoofd met de bleeke konen
Op bleeker kussen ligt ’t gevlijd.
Tengere handen, voor altijd
Moet gij de stille borst bewonen.

Mijn oogen onder luchte doeken
Speuren de bleekheid uwer voeten.’
Zij kwamen blijde mij gemoeten,
Die, weggescholen, ik moet zoeken.

Ik kan maar snikkens, ineengedoken.
Gij zijt zeer schoon, ik ben gebroken.