Genadegift

Dit is het bitterste: als ’s begint te dagen
En ’t hart krampt van de vreeselijke pijn!
Als doffe bonzingen en ’t snelle jagen
van ’t bloed ’t dan springend en dan stil doet zijn.

Dan schicht het leven met zijn schelle vlagen
Door mijn gebed: God! éénmaal nog den schijn
Van ’t volle licht; laat mij de smarten drágen!
Laast mij nog eens in liefde zalig zijn.

Ik lauw mijn handen om ’t bezweet gezicht.
Ik wring mij in den heetgewoelden deken.
Ik kan niet ademen en niet meer smeeken.
O God! Dood knijpt mijn leeggeperst hart dicht.

Dan stuwt God ’t bloed nog telkens weer ten leven,
En blijft me uw rijke liefde rijklijk geven.