Genezing

Dagen zijn gegaan, nachten gekomen,
Duisternissen verdreven, en de wind
Heeft ergens bleeke lichtgolven genomen
En mijn oogen aangewaaid; en opnieuw begint
Dit vreeslijk ademhalen, en het luwen
Der jaargetijden draagt mij in zijn schoot.
En ik voel mij overwentelen en duwen
Door eenzaamheid van slapen en van dood.

Ik werd ergens gebed in donkerheden.
Hoe lang? en waartoe? een melodie
Kwam door mijn ledigheid heengegleden;
Waar werd gezongen? en door wie?
En als een dier heeft mij ’t leven beslopen
En snel besprongen en heet bedekt.
Wijd vielen mijn angstige handen open.
Mijn zware voeten heb ik bang gestrekt.

Er wuifde een koel en bedarend streelen,
Een zoet gebeuren over mij heen.
Een bal tusschen sterken die graag spelen,
Dood en leven, vloog ik alleen.
Maar nu heeft God mij op zijn bezonde
Grasveld een oogwenk ter zij gelegd.

Er ontlook een lachen naast mijn sponde,
Een stem heeft aarzlend iets liefs gezegd.