Gesprek van vader en moeder

Ik zie den jongen aldoor verder gaan.

Ik voel hem aldoor dichter bij ons komen.
Het leed is bijna van mij weggenomen.

En daaglijks word ik meer met rouw belaan.
Verscheurd waait onze naam door ’t gansche land,
En overal wordt ons verdriet bemompeld.

Gij eet uw brood in bitterheid gedompeld.
Ik pik, een vogel, kruimpjes uit Gods hand.
Als wild ros rent hij op zijn tamheid toe,
Want zijn Bereider wordt niet afgestooten.

Wie telt de tranen, zoon, om u gevloten?
Waar vindt mijn ouderdom u weer, en hoe?

Hier 1 want als God hem rondom heeft besloten,
Keert Hij hem om, en brengt hem, stil en moe.

Hij zal belijden, aan mijn hart gesloten.

En in mijn armen weent hij, stil en moe