Gestorven

8/10 vroegste gedichten van Willem de Mérode

Gestorven!…. Leg haar hoofdje neer,
Bleek in de bleeke maneschijn.
Geen angstig roepen wekt haar meer;
Schrei niet; ’t moet rustig om haar zijn.

Voor ’t laatst die bleeke mond gekust,
Fluister nog eens d’u dierbre naam.
Vouw dan ten laatste en lange rust
Die blanke, slanke handjes saam.

Wat klopt uw brekend harte snel!
Wat kreunt ge in naamloos zielsverdriet!
Maar toch, gij weet het immers wel:
Wat daar nu ligt, dat is zij niet.

God maakt een morgen van den nacht;
Van ’t sterven een ten hemel gaan.
Gij hebt haar tot de poort gebracht;
Zij ging naar binnen, gij bleeft staan.

O laat een glimp van gouden schijn,
Die door de poort des hemels viel,
Een bode van uw Jezus zijn
En binnendringen in uw ziel.

Een laatsten blik, een laatsten groet!
Och, wees niet zoo wanhopend meer.
Eens komt ze u juichend tegemoet;
Daarboven ziet ge elkander weer.