Gij en ik tezamen

Gij en ik tezamen, behoeven wij nog meer:
Schat van goud of zilver, rijkdom van werelds eer?

Is niet gewin en weelde en aller- landen goed
Minder dan onze armoe en ons genieten zoet?

Handen van schatten ledig, is wel ons hart te kleen,
De bergen te bevatten van liefdes kostbaarheên.

Want ieder dag brengt nieuwe geschenken tot harts deur:
Een zaligend verzuchten, een zacht en stil geneur,

Glanzingen hel van oogen, glimlachend lippenpaar,.
Neigen van hoofd, derr handen zich gevende gebaar.

Wij beide alleen en samen zoo gaande zij aan zij,
Kunnen wel aardes schatten verrijken u en mij?

Woorden onuitgesproken, en òch geweten teêr,
Lachen van oogen naar oogen, wat willen wij nog meer,

Nog meer dan déze vréde: een blauwe sterrenacht
Wijd over wijde aarde, en beiden stil en zacht,

En beiden zuiver glanzend, en beiden lichtverzaad,
En beide in blij verwachten van hemels dageraad.

En zóó zijn wij tezamen.. . . Behoeven wij nog meer?
Schat van goud of zilver, rijkdom van werelds eer?

Want ledig onze handen, is wel ons hart te kleen
De bergen te bevatten van liefdes kostbaarheên.